Het is te koud (of juist te warm), de dokter waas onaardig (of juist verdacht vriendelijk) de files ervaren ze als een persoonlijke belediging en zo maken ze al zeurend zichzelf en hun omgeving het leven zuur.
Iedereen kent ze wel en ze zijn overal. Maar wat beweegt mensen eigenlijk om constant negatief te zijn? Het antwoord ligt niet zozeer in hun omstandigheden, maar veel dieper: in hoe hun brein functioneert en wat ze psychologisch proberen te bereiken.
Het eerste waar we tegenaan lopen is een evolutionair erfgoed: onze hersenen zijn standaard ingesteld op negativiteit. Dit fenomeen heet negativiteitsbias. Onze voorouders overleefden omdat zij voortdurend alert waren op gevaar – wat er misgaat, krijgt automatisch meer aandacht dan wat goed gaat. Een vervuilde waterbron was belangrijker op te merken dan tien schone bronnen. (lees: Wat gebeurt er met je hersenen als je de hele dag klaagt?)
Dit betekent dat voortdurend klagen eigenlijk een zeer menselijke reactie is. Maar er is een groot verschil tussen af en toe frustratie uiten en er een levensstijl van maken. Voor sommige mensen slaat deze natuurlijke neiging over in een automatische reflex.
Kort klagen kan gezond zijn. Het geeft ruimte aan spanning en frustraties. Iemand die zijn zorgen uitspreekt, ervaart vaak onmiddellijke verlichting – alsof er lucht in een benauwde ruimte komt. Bovendien kan het delen van problemen een sociale verbinding creëren; gedeelde klachten versterken menselijke banden.
Het probleem begint wanneer klagen een gewoontepatroon wordt. Het brein past zich aan: elke keer dat je klaagt, verster je de neurale paden die negativiteit activeren. Na verloop van tijd leert je brein om voortdurend naar het negatieve te zoeken. Je gaat actief op zoek naar dingen die misgaan, waardoor je in een vicieuze cirkel terechtkomt: je voelt je ongelukkig, je klaagt erover, en daardoor voelt je je nog ongelukkiger.
Veel klagers, vooral chronische klagers, zoeken in werkelijkheid niet naar oplossingen – ze zoeken naar aandacht. Door voortdurend hun problemen onder de neus van anderen te duwen, proberen zij erkenning af te dwingen. Dit is vaak gekoppeld aan lage eigenwaarde. Ze voelen zich onzichtbaar en hopen dat hun klachten hen zichtbaar maken.
Iemand die altijd klaagt, denkt vaak dat zijn problemen buiten zijn invloedsfeer liggen. Dit heet een externe locus of control. Ze zien zichzelf niet als iemand die zijn eigen lot bepaalt, maar als slachtoffer van omstandigheden. Klagen wordt dan een manier om aan anderen te vragen: "Zorg alsjeblieft voor me, want ik kan het niet zelf".
Dit hangt samen met het vorige punt. Wie klaagt, geeft impliciet toe dat hij iets wil veranderen – maar niet zelf wil doen wat ervoor nodig is. De boodschap is subtiel maar duidelijk: "Jij moet mijn probleem oplossen." Verantwoordelijkheid nemen is lastig; voorkomen dat je dat doet door te klagen is gemakkelijker.
Voor chronische klagers spelen soms diepere psychologische kwesties. Angststoornissen, depressie, trauma's of laag EQ (emotionele intelligentie) kunnen voortdurend klagen versterken. In zulke gevallen is het klagen niet zozeer een keuze als wel een symptoom.
Sommige mensen groeien op in gezinnen waarin veel geklaagd wordt. Klagen is het enige communicatiepatroon dat ze kennen. Het gedrag is aangeleerd, geïnternaliseerd en wordt voortgezet zonder dat iemand er echt over nadenkt. Het is een verslaving geworden.
D it is waar het serieus wordt. Als klagen eenmaal een gewoonte is, heeft het meetbare schadelijke effecten. Chronische klagers ervaren meer stress, meer depressieve symptomen en zelfs fysieke gezondheidsklachten. Voortdurende negativiteit triggert een stressrespons in je lichaam – met alle gevolgen van dien.
Erger nog: je omgeving voelt het ook. Mensen beginnen je te vermijden. Je reputatie als pessimist groeit, wat ironisch genoeg zorgt voor meer oorzaken om te klagen. Je bent gevangen in je eigen negatieve spiraal.
Als je zelf veel klaagt: Begin met jezelf af te vragen: wat zoek ik eigenlijk met dit klagen? Aandacht? Medelijden? Hulp? Zodra je het motief kent, kun je een meer directe, constructieve manier vinden om aan je behoefte tegemoet te komen. Probeer ook bewuste oefeningen zoals dagelijks drie dingen opschrijven waar je dankbaar voor bent. Dit traint je brein om ook het positieve te zien.
Als iemand anders altijd klaagt: Luister kort, betuig begrip, maar stuur het gesprek dan bewust naar constructiviteit. "Dat klinkt lastig. Wat denk je dat je eraan kunt doen?" Door die shift aan te brengen, help je de ander – en jezelf – aan een gezondere communicatie.