
Read more of this story at Slashdot.
ANALYSE - door Rianne Dekker en Joep Lindeman
Na een oproep op sociale media besloot een groep van ongeveer twintig burgers aan de grens bij Ter Apel zelf grenscontroles te gaan uitvoeren. Wat beweegt burgers tot dergelijke zelforganisatie? Mag het zomaar? En welke reactie past de overheid?
Burgergrenswachten zijn een nieuwe, bedenkelijke, verschijningsvorm van zelforganisatie in het veiligheidsdomein: burgers vervullen op eigen initiatief taken die traditioneel eerder met het werk van de politie of het leger worden geassocieerd. Soms heeft dat toegevoegde waarde, zoals de Whatsapp buurtpreventieteams of burgerzoekteams die meehelpen met zoeken naar vermiste personen. Soms veroorzaakt het discussie, zoals bij zogenoemde ‘pedojagers’. Zelforganisatie is bepaald niet nieuw; denk aan de zeventiende-eeuwse schutterijen zoals afgebeeld op Rembrandts Nachtwacht.
Zelforganisatie is niet makkelijk juridisch te begrenzen, terwijl de politie zich aan strenge regels moet houden
Door nieuwe technologie (draadloze camera’s, sensoren, open bronnen) en sociale mediaplatforms waar gelijkgestemden elkaar kunnen vinden, zijn burgers steeds beter in staat zichzelf te organiseren en ‘politietaken’ op zich te nemen. Natuurlijk mogen burgers daarbij, afgezien van het zogenoemde burgerarrest, geen geweld of andere vormen van dwang gebruiken. Particuliere initiatieven zijn verder echter niet makkelijk juridisch te begrenzen, terwijl de echte politie zich aan strenge regels moet houden.
Bij zelforganisatie gaat het om particuliere initiatieven die grotendeels los van bestaande instituties ontstaan. Burgers nemen zelf de organisatie en uitvoering van publieke taken in handen. Zij doen dit om grofweg drie redenen. Ten eerste omdat zij menen dat hun initiatief beter past bij de lokale situatie of wensen. Ten tweede kan zelforganisatie een belangrijk sociaal aspect hebben: het geeft voldoening om samen iets voor de eigen gemeenschap te realiseren en hiervoor waardering van anderen te krijgen.
Zelforganisatie gaat eigenlijk altijd gepaard met een zekere mate van burgerlijke ongehoorzaamheid
Ten derde zien we zelforganisatie ontstaan vanuit wantrouwen naar (of onvrede over) de overheid. Zelforganisatie gaat eigenlijk altijd gepaard met een zekere mate van burgerlijke ongehoorzaamheid: burgers vervangen niet simpelweg de overheidstaken, maar experimenteren met nieuwe manieren om publieke taken vorm te geven. Daarbij heeft zelforganisatie vaak ook een ideologische component, zoals op het gebied van verduurzaming of kleinschalige zorg.
Overduidelijk was er bij de burgergrenswachten sprake van wantrouwen en onvrede. De actie was niet alleen een rechtstreekse reactie op de Duitse politie die een asielzoeker aan de grens had teruggestuurd naar Nederland, maar ook een meer algemene uiting van onvrede over het asielbeleid: ‘Er gebeurt gewoon niks. Dan doen wij het maar zelf.’
Deze groep gedroeg zich als para-politie en opereerde buiten democratische toezichts- en controlemechanismen
Hoewel de politie ter plaatse in eerste instantie geen strafbare feiten zei aan te treffen, benadrukte zij later, net als de gemeente en de minister: ‘Niet nog eens doen.’ Een tweede poging tot grensbewaking werd door zowel de Duitse als de Nederlandse politie onmogelijk gemaakt, zonder dat er aanhoudingen werden verricht. Er werd verwezen naar flarden van wetgeving: de verkeersveiligheid, dreigende eigenrichting en het verbod om je voor te doen als politie. Ook bij een derde poging op 14 juni 2025 zei de politie wederom geen strafbare feiten te hebben geconstateerd. Op sociale media was er naast kritiek ook lof (onder anderen van Geert Wilders) en veel begrip. Dergelijke ambigue reacties zijn vaker te zien bij vormen van zelforganisatie in het veiligheidsdomein (denk bijvoorbeeld aan de zelfbenoemde pedojagers).
De reacties waren opvallend mild gezien het bijzondere karakter van de politietaak waarin deze burgers zich begeven: veiligheid voor de één leidt al snel tot onveiligheid voor de ander. Dat staat op gespannen voet met rechten en vrijheden van anderen en de rechtsstaat als geheel.
Er is sprake van eigenrichting als burgergrenswachten asielzoekers zouden vasthouden, onder dwang zouden terugsturen of erger. Deze groep gedroeg zich als para-politie en opereerde buiten democratische toezichts-en controlemechanismen. Voormalig voorzitter van het College van Procureurs-Generaal Harm Brouwer stelde in 2008 al: ‘We willen niet in een politiestaat leven, maar al helemaal niet in een amateurpolitiestaat.’
Er bestaat een juridische mogelijkheid om zelfbenoemde burgerwachten te bestrijden: de uit 1936 stammende Wet op de Weerkorpsen. Deze is ontstaan in reactie op de opkomst van de NSB waarvan leden als ordediensten (private milities) de straat op gingen. Na de Tweede Wereldoorlog is de wet nauwelijks meer gebruikt. De wet verbiedt organisaties die zijn gericht op het verrichten van politiële of militaire taken op het gebied van handhaving van veiligheid en openbare orde. Uitzonderingen op het verbod zijn mogelijk, maar daarvoor moet dan nadrukkelijk toestemming zijn gegeven.
De overheid moet investeren in constructieve samenwerking met burgers
Juist vanwege het politieke karakter dat de burgergrenswachten kenmerkt, is het interessant om te bezien of deze wet vandaag de dag nog te hanteren zou zijn. Daarvoor lijkt ruimte te zijn: de regering gaf bij de totstandkoming ervan aan dat ‘iedere samenwerking van tijdelijken of blijvenden aard’ als ‘organisatie’ kan worden aangemerkt. Tegelijk werd destijds al aangegeven dat onder deze definitie ook wél gewenste organisaties zouden kunnen vallen. Het is, kortom, zaak deze wet eens goed tegen het licht te houden, opdat hij duidelijker tot uitdrukking brengt welke vorm van zelforganisatie onrechtmatig is. Herziening is wellicht ook nodig voor wat betreft de relatief milde strafbedreiging, die in de weg kan staan van slagvaardige opsporing.
Juridisering is echter niet genoeg, een passende reactie moet recht doen aan de verschillende onderliggende drijfveren van zelforganisatie. De overheid moet investeren in constructieve samenwerking met burgers zodat zij komen met waardevolle initiatieven die tegemoetkomen aan hun zorgen, hun energie kanaliseert en zodoende de rechtsstaat versterkt.
Een mooi voorbeeld hiervan zijn de samenwerkingen met burgerzoekteams bij persoonsvermissingen of buurtpreventieteams die een veel integraler en responsiever bijdrage leveren aan de veiligheid dan de politie en gemeentelijke handhaving dat doen.
In het onderhavige geval heeft de overheid echter het tegenovergestelde gedaan. Verschillende politieke partijen binnen het kabinet-Schoof pleitten ervoor dat de Koninklijke Marechaussée en de politie zelf meer capaciteit moeten inzetten voor grenscontroles.
Asielzoekers mogen ook door overheid zelf niet aan de grens worden teruggestuurd of vastgezet
Het is symboolpolitiek: de gedraging waar de burgergrenswacht zich op richt – het passeren van de grens met het doel om asiel aan te vragen – is niet illegaal. Sterker nog: zowel in Nederland als in Duitsland heeft de rechter zeer onlangs nog geoordeeld dat juist grenscontroles zelf dat wel zijn: asielzoekers mogen ook door overheid zelf niet aan de grens worden teruggestuurd of vastgezet. Bovendien dragen binnenlandse grenscontroles volgens recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer niet eens bij aan het behalen van de beleidsdoelen.
Dat de burgergrenswachten worden aangegrepen om dit onrechtmatige en ineffectieve beleid nog eens kracht bij te zetten, is niet alleen verbijsterend, maar kan alleen maar bijdragen aan verdere afbrokkeling van het vertrouwen van burgers dat juist tot onrust en ongelegitimeerde eigenrichting bij de grens heeft geleid.
Dit artikel verscheen eerder bij Sociale Vraagstukken. Rianne Dekker is universitair hoofddocent bij het departement Bestuurs-en Organisatiewetenschap van de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek Welkome hulp of het heft in eigen handen? is gericht op zelforganisatie in het veiligheidsdomein en overheidsreacties hierop. Joep Lindeman is hoogleraar strafprocesrecht aan het Willem Pompe Instituut | Montaigne Centrum voor Rechtsstaat en Rechtspleging van de Universiteit Utrecht en doet onder meer onderzoek naar vervolgingsbeleid en publiek-private samenwerking door de politie. Beiden hebben onlangs (in samenwerking met collega’s) een onderzoek afgerond naar samenwerking tussen politie en private partners.